maandag 4 maart 2013


Theo Bos
Soms is het leven zo ongelooflijk unfair dat je wereld heel klein wordt. Het maakt niet meer uit wat er in de buitenwereld gebeurt. Je kruipt terug in je hoofd, je verstand staat stil en je hart huilt. Dat gebeurde mij op vrijdagochtend 1 maart, half acht ’s ochtends toen ik op m’n iPad las dat Theo Bos op z'n 47e was overleden aan die vreselijke ziekte die kanker heet. In m'n kop die dag een grauwe mist. Geen gedachte, geen zicht. Alleen: Theo Bos.
Jaja, we wisten het: hij had alvleesklierkanker en het ging slechter en slechter. En toch komt het definitieve overlijdensbericht als een fragmentatiebom binnen.

Theo Bos, een harde, maar faire verdediger.
Nooit ging hij een gevecht uit de weg.
Theo Bos voor de dug out van stadion
Nieuw Monnikenhuize. (foto: Remco Meijer.
Uit: Monnikenhuize, afscheid van een voetbalstadion)














Wat was ik blij dat er een wedstrijd was, die avond. Dat gaf reden om al in de middag naar m'n Vitesse-café te gaan. Bij elkaar zijn. Gewoon bij elkaar zijn. Effe elkaar aankijken. Eigenlijk meer niet. Wat is dat tof. Daarna in het stadion het verschrikkelijk mooie afscheid van Theo. Vitesse- en FC Utrecht-supporters samen. Onvergetelijk. In één klap heeft Gelredome ook een warm gezicht gekregen. Kijk naar deze imponerende beelden van de herdenking voor de wedstrijd:

http://www.youtube.com/watch?v=qmuwY9CVdpc
Theo Bos groeide op de Geitenkamp op. Een jongen van het volk, zoals dat heet. Als bokser en voetballer een knokker. Een harde maar faire verdediger. Een aanvaller kwam hem drie keer tegen. En meestal moest 'ie dan gewoon de bal bij Theo inleveren. Ik houd erg van dat type voetballers. Naarmate hij ouder werd bleek dat Theo tactisch ook een en ander in zijn mars had.

3 herinneringen schieten direct in mij omhoog.
1. Ooit speelde ik samen met Ferry en Ralph, Vitesse-maatjes, in een voetbalquiz tegen Theo Bos, John van den Brom en Edward Sturing. Het werd een felle strijd, niemand wilde verliezen. Theo drukte vaak op de knop voordat de vraag volledig werd gesteld. Wij namen die tactiek over. Het werd een puinzooi: veel discussie, we liepen uit de tijd en bij de quizmaster liep het zweet in z'n nek. De eindstand was niet helemaal duidelijk. Theo, Edward en John claimden de overwinning. Wij ook. Uiteindelijk gingen de prijzen naar Edward, John en Theo. Groothartig schonk Theo de prijzen, glimlachend, aan ons. Ik loop nog steeds hard in die trainingsbroek.

2. Toen Theo net gestopt was met voetballen, viel ook hij enige tijd in het zwarte gat. Mijn vriendin en ik zaten in die tijd eens in een café waar Theo bij mijn weten nooit kwam. Ineens liep hij binnen. Breed lopend, zoals hij dat kon. Nors. Hij keek niemand aan. Ik stak vanaf de barkruk mijn been uit. Even een blik en toen hij een Vitesse-supporter ontwaardde een korte groet. Hij liep door naar het toilet achter in het café en liep er even later even breed weer uit.
3. Toen ik in de jaren '90 in Amsterdam woonde, liep ik eens op een zomerse nacht met mijn vriendin op het Spui. In een opwelling van Vitesse-liefde begon ik te zingen: ‘Theo Bos, Theo Bos, Theo Boooos!’. Mijn vriendin houdt daar helemaal niet van. De volgende morgen vertelde ze me dat er een paar Amsterdammers in polonaise achter me aan hadden gelopen. Ook schreeuwend: ‘Theo Bos!’… Ik had niets gemerkt.


Deze foto, Theo Bos in gevecht om de bal
met de Tovenaar van Tatabanja, ofwel Jozef Kiprich,
hing aan de muur van mijn hokkie in Amsterdam.

Op Voetbalzone.nl las ik de allermooiste reactie op het overlijden van Theo Bos. Een Hagenees schreef: 'Ik wilde dat kanker eens zichzelf kreeg. Dan zou hij snappen wat een kloteziekte hij is.' Door alle ellende heen moest ik lachen. Overdonderend mooi. En zo waar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten