maandag 25 maart 2013


Een gebed uit Arnhem

Lees rustig deze tekst en hoor in gedachten op de achtergrond fantastische, loodzware, trage orgelklanken die je ver terugslingeren in de tijd:

Mijn Gebed
Dit is uw orgel, Heer, dit is uw kerk,
'k Loop zomaar binnen, Heer, net van m'n werk,
Niet voor de priester, Heer, of 't antiek,
Ik kom alleen maar, Heer, voor de muziek.
 

Is het bezwaarlijk, Heer, dat ik hier zit,
Maakt 't wat uit, oh Heer, dat ik niet bid,
'k Ben niet hervormd of zo, niet katholiek,
Ik kom alleen maar hier voor de muziek.


Ik kom hier vaker, Heer, haast elke week,
Nooit bij een zondagsdienst, nooit voor de preek.
Als je alleen bent, Heer, zonder publiek,
Nou dan geniet je meer van de muziek.


Ik had een rotdag, Heer, 't lukte niet best,
'k Werd door collega's, Heer, ook nog gepest.
't Komt door 't orgel, Heer, door uw trompet,
Ik kwam haast ongemerkt tot een gebed 


WTF?? Is 't Bierhaus weer in de bol geslagen? Nee. Dit is niet mijn tekst, maar een popsong geschreven door de destijds bekende Gerrit den Braber en Joop Stokkermans. Het orgel werd bespeeld door kerkorganist Feike Asma. In 1970 stond 't nummer wekenlang op nummerrrr 1 in de Veronica Top 40. In 1970? In de tijd dat we ons losmaakten van kerk en gezag en massaal vielen voor de 'wilde' Rolling Stones en Beatles? Yep, in die tijd. Ik kan 't me nog goed herinneren: ik vond 'Mijn gebed' weerzinwekkend slecht. Een tante van mij bleek het erg mooi te vinden. Brrr.

 
Wat ik toen niet wist maar nu - al enige tijd - wel weet, is dat de zanger van het nummer, D.C. Lewis, in het dagelijks leven Ruud Eggenhuizen heette en een geboren en getogen Arnhemmer was! Was, want in 2000 stierf hij op 53-jarige leeftijd aan een hartstilstand. Hij is begraven op Moscowa.
Hij had na 'Mijn gebed' nog twee hitjes, maakte een LP en daarna werd het stil. D.C. Lewis werd gezien als relipop-zanger, en dat wilde hij helemaal niet. Hij zong veel liever andersoortige nummers, onder meer van Tom Jones.


Dit beeld is van een website die eer betoont aan
D.C. Lewis: www.murck.nl/d_c_lewis.htm


















Hoe kwam Ruud Eggenhuizen dan in Godsnaam aan dit nummer? Dat ging zo: D.C. Lewis had in 1969 aan het Nationaal Songfestival meegedaan en niet gewonnen. Toch was producer Hans van Hemert onder de indruk van zijn zangkwaliteiten en nam met hem dit nummer op. En zo gebeurde het dat een Arnhemmer toch maar mooi in 1970 op nummerrrrr 1! van de Veronica Top 40 stond!
En nu, anno 2013, bezorgt het nummer me rillingen. Ik vind het verdomme prachtig! Luisteren?

http://www.youtube.com/watch?v=ztsjqbGSU00   

Verder weet ik helemaal niets van hem. Wie weet er meer over de Arnhemmer D.C. Lewis?  




 
 

vrijdag 15 maart 2013


Straatmuzikanten in Arnhem 
In het jaar 2000 vierden mijn vriendin en ik met vrienden ons 10-jarig bestaan. In 'ons' cafeetje. Met lekkere, Indonesische catering. En muziek. We wisten aanvankelijk niet wat we met muziek moesten doen. Na een bietje denken kwam de oplossing. Natuurlijk!, de 'accordeoneur', zoals wij hem noemen.
Deze straatmuzikant uit het oostblok verrijkt de straten in onze binnenstad met zijn accordeonspel. Vooral 's avonds laat, als hij zich onbespied waant, stapt hij graag over van de 'alledaagse' deuntjes naar prachtige, ontroerende oostblok-klanken. En als 'ie helemaal in vorm is, zingt-neuriet 'ie vol heimwee zachtjes mee. Kippenvel.
Destijds was hij nog een van de enige Oosteuropese straatmuzikanten in Arnhem. Je kunt hem geregeld vinden in de Jansstraat tegenover de Pauwstraat en 's zomers op de Rijnkade. Hoed op, weinig tanden meer in zijn mond, en in weer en wind slepen met stoeltje en accordeon.


Dus vroegen wij in 2000 hem of hij op ons feestje wilde komen spelen. Half in het Duits, half in het handen en voeten. Hij wilde. We spraken een bedrag af en noemden tijd, datum en plaats. Op een papiertje krabbelde hij voor mijn vriendin een telefoonnummer dat ze moest bellen voor nadere afspraken.
Via zijn vrouw/vriendin kwamen we eruit.
Hij was wat aan de late kant, maar toen hij dan toch op zijn accordeon los ging, was hij direct het stralende middelpunt. En passant vermaakte hij onze gasten met z'n grappen en hij dronk en at gezellig mee. Je begrijpt: in ons hart forever. We kletsen nog altijd met hem
.

Onze accordeoneur aan het werk. Vooral 's avonds laat
- als het rustig is op straat - speelt 'ie soms hartverscheurend mooi.  
Nu, 13 jaar later, hoor je in bijna elke straat in het centrum straatmuzikanten uit Oost-Europa. Sommigen spelen mooi, vanuit het hart. Maar soms heb ik het gevoel dat het erg veel wordt. Dat gevoel krijg ik als er een groepje staat dat emotieloos, plichtmatig en opdringerig een deuntje speelt. Straatmuzikanten hebben een zwaar leven. En ik ben er niet voor ze het leven nog moeilijker te maken, maar ik ken ook winkeliers en mensen die boven winkels wonen en het soms zat zijn: het gaat altijd maar door. Waar ligt de grens? Ik heb makkelijk kletsen, voor mij is het een extraatje als ik in de stad ben.

Dilemma: ik vind dat sommige straatmuzikanten - onder wie onze accordeoneur - onze binnenstadstraten mooier maken, maar er komen wel erg veel straatmuzikanten en velen maken er een potje van. In de binnenstad hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd, maar dan moet de straatmuzikant zich om de tien minuten minstens honderd meter verplaatsen, volgens de APV. Ja, an me hoela. Dat doen ze natuurlijk niet, dan blijven ze aan het slepen. En er zijn zoveel straatmuzikanten, dat als ze allemaal wel zich constant zouden verplaatsen, het er voor bewoners en winkeliers niet beter van wordt. Is dit gezever of een serieus probleem? Hoe kan de gemeente dit beter aanpakken? Een quotum? Alleen goede muzikanten behouden? Wil je dat? Kan dat? Wat vind jij?

 

maandag 4 maart 2013


Theo Bos
Soms is het leven zo ongelooflijk unfair dat je wereld heel klein wordt. Het maakt niet meer uit wat er in de buitenwereld gebeurt. Je kruipt terug in je hoofd, je verstand staat stil en je hart huilt. Dat gebeurde mij op vrijdagochtend 1 maart, half acht ’s ochtends toen ik op m’n iPad las dat Theo Bos op z'n 47e was overleden aan die vreselijke ziekte die kanker heet. In m'n kop die dag een grauwe mist. Geen gedachte, geen zicht. Alleen: Theo Bos.
Jaja, we wisten het: hij had alvleesklierkanker en het ging slechter en slechter. En toch komt het definitieve overlijdensbericht als een fragmentatiebom binnen.

Theo Bos, een harde, maar faire verdediger.
Nooit ging hij een gevecht uit de weg.
Theo Bos voor de dug out van stadion
Nieuw Monnikenhuize. (foto: Remco Meijer.
Uit: Monnikenhuize, afscheid van een voetbalstadion)














Wat was ik blij dat er een wedstrijd was, die avond. Dat gaf reden om al in de middag naar m'n Vitesse-café te gaan. Bij elkaar zijn. Gewoon bij elkaar zijn. Effe elkaar aankijken. Eigenlijk meer niet. Wat is dat tof. Daarna in het stadion het verschrikkelijk mooie afscheid van Theo. Vitesse- en FC Utrecht-supporters samen. Onvergetelijk. In één klap heeft Gelredome ook een warm gezicht gekregen. Kijk naar deze imponerende beelden van de herdenking voor de wedstrijd:

http://www.youtube.com/watch?v=qmuwY9CVdpc
Theo Bos groeide op de Geitenkamp op. Een jongen van het volk, zoals dat heet. Als bokser en voetballer een knokker. Een harde maar faire verdediger. Een aanvaller kwam hem drie keer tegen. En meestal moest 'ie dan gewoon de bal bij Theo inleveren. Ik houd erg van dat type voetballers. Naarmate hij ouder werd bleek dat Theo tactisch ook een en ander in zijn mars had.

3 herinneringen schieten direct in mij omhoog.
1. Ooit speelde ik samen met Ferry en Ralph, Vitesse-maatjes, in een voetbalquiz tegen Theo Bos, John van den Brom en Edward Sturing. Het werd een felle strijd, niemand wilde verliezen. Theo drukte vaak op de knop voordat de vraag volledig werd gesteld. Wij namen die tactiek over. Het werd een puinzooi: veel discussie, we liepen uit de tijd en bij de quizmaster liep het zweet in z'n nek. De eindstand was niet helemaal duidelijk. Theo, Edward en John claimden de overwinning. Wij ook. Uiteindelijk gingen de prijzen naar Edward, John en Theo. Groothartig schonk Theo de prijzen, glimlachend, aan ons. Ik loop nog steeds hard in die trainingsbroek.

2. Toen Theo net gestopt was met voetballen, viel ook hij enige tijd in het zwarte gat. Mijn vriendin en ik zaten in die tijd eens in een café waar Theo bij mijn weten nooit kwam. Ineens liep hij binnen. Breed lopend, zoals hij dat kon. Nors. Hij keek niemand aan. Ik stak vanaf de barkruk mijn been uit. Even een blik en toen hij een Vitesse-supporter ontwaardde een korte groet. Hij liep door naar het toilet achter in het café en liep er even later even breed weer uit.
3. Toen ik in de jaren '90 in Amsterdam woonde, liep ik eens op een zomerse nacht met mijn vriendin op het Spui. In een opwelling van Vitesse-liefde begon ik te zingen: ‘Theo Bos, Theo Bos, Theo Boooos!’. Mijn vriendin houdt daar helemaal niet van. De volgende morgen vertelde ze me dat er een paar Amsterdammers in polonaise achter me aan hadden gelopen. Ook schreeuwend: ‘Theo Bos!’… Ik had niets gemerkt.


Deze foto, Theo Bos in gevecht om de bal
met de Tovenaar van Tatabanja, ofwel Jozef Kiprich,
hing aan de muur van mijn hokkie in Amsterdam.

Op Voetbalzone.nl las ik de allermooiste reactie op het overlijden van Theo Bos. Een Hagenees schreef: 'Ik wilde dat kanker eens zichzelf kreeg. Dan zou hij snappen wat een kloteziekte hij is.' Door alle ellende heen moest ik lachen. Overdonderend mooi. En zo waar.