zondag 23 maart 2014


Participatiesamenleving? Die is er al lang in Klarendal

Nog 8 maanden... Vanaf 1 januari 2015 komt veel professionele hulp en zorg die nu vanuit de AWBZ wordt gegeven aan mensen met een beperking, via de Wmo. Gemeenten voeren die Wmo uit. Dat moeten ze doen met veel minder geld dan nu beschikbaar is. Daarom zullen eerst familie, kennissen, buurt- en wijkbewoners hulp moeten verlenen, voordat een hulpvrager professionele hulp krijgt. En hoewel de laatste maanden duidelijk is geworden dat gemeenten zich grote zorgen maken over de vraag of dat financieel haalbaar is, bereiden ze zich toch voor op die veranderingen.
Arnhem doet dat via Proeftuinen, waarin wordt geëxperimenteerd met die nieuwe vorm van zorg. In Klarendal is de Arnhemse Monita Polman al jarenlang de bevlogen drijvende kracht achter bewonersinitiatief WijkWerkPalet, dat deelneemt aan de Proeftuin Herstel in de Wijk, waarin mensen met een beperking in de wijk worden begeleid. Zij vertelt over de moeizame integratie tussen al lang bestaande wijkprojecten en plotse bemoeienis van een zorginstelling.    



Monita Polman: "De grote vraag is: hoe kunnen we
mensen met een beperking reactiveren en weer

 terugbrengen naar het werkproces?"
















Reactiveren
In het prachtige, spiksplinternieuwe Multifunctionele Centrum (MFC) word ik ontvangen bij de balie door een medewerker die via WijkWerkPallet hier werkt. "Ook de gastvrouwen/heren en facilitair medewerkers werken in het kader van de reïntegratie via WijkWerkPalet", vertelt een trotse Monita.
Ze heeft jarenlang ervaring met wijkgerichte reïntegratieprojecten met bewonersgroepen in Klarendal, zoals het Vrouwenatelier en Activeringsteams waarin mensen die langdurig in de bijstand zaten samen met participatiecoaches klussen doen in de wijk. "Zo'n leer-werkproject moet uiteindelijk leiden naar werk, maar dat werkt niet altijd even goed. Toch geloof ik in die werkwijze en ik heb een variant daarvan uitgewerkt: wat voor werk ligt er, wie wil zich daarvoor inzetten en kunnen we daar een win-win uit halen? Vrijwillig om actief te blijven, als tegenprestatie voor een uitkering of als opstap naar (betaald) werk. Maar altijd vraaggericht vanuit de wijk, om de leefbaarheid te vergroten en bewoners kansen te bieden zichzelf te ontplooien, ontwikkelen of te versterken." De grote vraag is: hoe kunnen we mensen met een beperking reactiveren en weer terugbrengen naar het werkproces?"


Botsing: bestaande infrastructuren worden aangetast 
Monita is altijd bezig met die kernvraag. Vorig jaar klopte ze aan bij Volkshuisvesting met de vraag om in een leegstand pand een winkeltje te mogen beginnen voor creatieve wijkbewoners. "Dat sloot aan bij 'Klarendal Modekwartier'. Mensen hadden de kans om te experimenteren met hun creativiteit, verkopen en een winkeltje draaien. Misschien kunnen ze uiteindelijk daar zelfstandig mee doorgaan." 
Het winkeltje is een voorbeeld geworden van een botsing tussen de werkwijze van bestaande wijkinitiatieven en een nieuwe zorggroep die zich wil gaan nestelen in de wijk, Driestroom. Monita: "Professionele instellingen gaan nu experimenteren met de participatiesamenleving en zich voorbereiden op meer werken met en in een wijk. Driestroom wilde een soortgelijk winkeltje gaan opzetten voor haar cliënten. We hebben gezocht naar mogelijkheden om samen op te trekken maar er wordt nog onvoldoende gekeken naar bestaande structuren in de wijk om bij aan te sluiten. Het gebeurt andersom: wijkbewoners mogen zich aansluiten bij hun. Dat werkt niet en ligt gevoelig bij bewoners. Uiteindelijk is het winketje, met behoud van de eigen identiteit, verhuisd naar het MFC."
Nog een voorbeeld van langs elkaar heen werken: "De "LandenKookGroep" is een bestaand initiatief waarin een groep wijkbewoners voor een klein bedrag voor elkaar koken en met elkaar eten. Surinaams, Irakees, Nederlands, alle soorten eten. Dat loopt prima. Er komt nu ook een buurtrestaurantje van een zorginstelling, de Wereldkeuken. Leuk voor de wijk, maar dat moet niet ten koste gaan van wat er al is. Aansluiten op de bestaande infrastructuur in de wijk zal veel meer vraaggericht moeten zijn." 


Het spiksplinternieuwe Multifunctionele Centrum (MFC) in Klarendal. Hier zullen
veel  activiteiten gaan plaatsvinden voor mensen met een beperking. Het moet een centrale,
veelgebruikte plek worden in de wijk.  

















Niet van bovenaf herhalen wat er al is
Tijdens een bijeenkomst van het wijkplatform vorig jaar, werd voor het eerst iets verteld over de "transitie" die eraan komt en de plannen die verschillende zorginstellingen voor hun cliënten in de wijk hebben, vertelt Monita. "Maar veel mensen met een beperking doen al mee aan verschillende projecten en activiteiten. Daar liggen de kansen op samenwerking en integratie. Het punt is dat zorginstellingen nog te veel redeneren vanuit hun cliënten, niet vanuit de wijk en bewoners. Ik zou het toejuichen als we eerst samen inventariseren wat er in de wijk al gedaan wordt, om dan samen op te trekken en niet van bovenaf herhalen wat er al is. Ik weet dat het gevoelig ligt: zorginstituten hebben een convenant met gemeenten afgesproken en ik begrijp dat iedereen nu zoekende is en dat we niet in alles samen kunnen optrekken." 

Versnipperde ideeën verbinden
Ondertussen gaat Monita door met WijkWerkPalet. "Er gebeurt van alles. In het MFC zijn we actief met de balie, keuken, ontmoeting en het winkeltje. We hebben plannen om een Sociale Versmarkt te organiseren, waar mensen eigen gekweekte groenten en fruit kunnen kopen of verkopen. En ik ben met de gemeente bezig om een 'greenteam' samen te stellen voor ondersteuning van het onderhoud van het groen in de wijk. Geweldig toch, om wijkbewoners daarvoor verantwoordelijk te maken?
Ook met de informele zorg zijn we bezig. De klusjesgroep bijvoorbeeld, die kleine technische klussen bij andere wijkbewoners uitvoert, verzuipt in het werk, joh. We gaan dat via een meldpunt beter aanpakken.
We zijn clusters aan het benoemen waar werk ligt voor vrijwilligers en als dagbesteding. Bijvoorbeeld wijkonderhoud, horeca en detailhandel. Ik ben ook in gesprek met ondernemers in de wijk. Velen voelen zich betrokken bij de wijk en willen wel wat terugdoen. Wij willen hun daarbij helpen en bijvoorbeeld stageplaatsen regelen. Allemaal om ervoor te zorgen dat wijkbewoners met een afstand tot de arbeidsmarkt erachter kunnen komen waar zij goed in zijn, wat zij willen en zo mogelijk de kans krijgen om weer in het werkproces te komen. Eigenlijk ben ik constant bezig om allerlei versnipperde ideeën met elkaar te verbinden en ervoor te zorgen dat mensen kansen krijgen. Onze projecten zijn een 
kweekvijver van talenten waar de gemeente zijn voordeel mee kan doen."

 

woensdag 5 maart 2014

Gezellig lachen om elkaar

Simon Carmiggelt en Jules Deelder. Amsterdam en Rotterdam. In hun teksten is hun stad voelbaar aanwezig. Als lezer lach en huil je mee met hun personages, je loopt mee door de straat, zit in hun café! Je proeft het bier, ruikt hun stad, hoort auto's, trams, geschreeuw. Da's knap. Godvergeten knap.
Arnhem heeft ook schrijvers die het 'hert' van hun stad kennen en dat op papier zetten. Frank van der Mee is er zo één. Zoek maar 's op.

Te warm gestookte kamer
Een week geleden kreeg ik van een maat een column opgestuurd. Geschreven door de Arnhemse schrijver Marcel van Roosmalen. Titel: 'Kinderhand van een Ernemmer is snel gevuld'. De column gaat over zijn voordracht in onze bieb, naar aanleiding van zijn boek 'Het is zoals het is', over het laatste jaar van Vitessenaar Theo Bos. Van Roosmalen trok als schrijver/journalist dat jaar met hem op.
Van Roosmalen beschrijft in het begin van de column dat Arnhemmer Herman Koch Arnhem ooit omschreef als 'Dat gevoel alsof je in een te warm gestookte kamer bent waar geen raam open kan'.
Van Roosmalen eindigt zo:
'Bij het verlaten van de bibliotheek zag ik hoe een 80-jarige Arnhemse werd klemgereden door de politie vanwege een verkeersovertreding. "O, heb je me daarom achtervolgd", riep ze. "Ik dacht al dat ik te veel goud had omhangen."
Voor de rondwandelende vreemdeling is Arnhem wellicht een te warm gestookte kamer, maar binnen lachen ze heel gezellig om elkaar.'
Herlees het nog maar effe. Die laatste zin: dat is Arnhem. Een prachtige Ernumse repliek op Koch. 


Dit vinden wij nou gezellig!

















En alle twee ziek
In het boek 'Het is zoals het is' beschrijft Van Roosmalen een voorval waaruit blijkt dat Theo Bos ook de humor van die 'warm gestookte kamer' had. Plaats van handeling: ziekenhuis Rijnstate. Personages: Theo, Marcel en een oudere onbekende man in de wachtkamer. Ik citeer:
'De man keek naar mij en daarna naar Theo. "Wie is dat, Theet? Je broer?"
"Dat weet ik niet", zei Theo. "Ook een bloedprikker, denk ik." Daarna: "Nee, je had het goed gezien. Hij is mijn broer."
"Nu zie ik het, dezelfde neuzen!"
Theo: "En alle twee ziek."


Dat laatste zinnetje. Zeker, dat is Theo Bos-humor, maar ook zwaar Ernums. Zwart, cynisch. En kalm. Bijna terloops. Wij zijn niet van de vette lach. Onze grapjes zijn meer voor de goeie verstaander en genieter.
Hee, Van Roosmalen, schrijf nog's wat Ernums. Da wurt wel wat...